Hoofdstukken 9 – 15
9. Emma gaat op voorstel van Charles paardrijden met Rodolphe. Hij verleidt haar – ze worden minnaars. Emma neemt veel risico’s…
(…) Zij fluisterde telkens weer: ‘Ik heb een minnaar! Een minnaar!’ En dat idee wond haar op, alsof zij nu pas echt een vrouw was geworden. Eindelijk zouden haar dan toch die vreugden van de liefde ten deel vallen, dat koortsig geluk, aan het bezit waarvan zij al gewanhoopt had. Nu wachtte haar een heerlijk leven, met een en al hartstocht, extase, zinsverrukking…
10. Rodolphe vreest dat Emma zich compromitteert. Ook Emma wordt bang, vooral na een ontmoeting met Binet op een vroege morgen. Emma ontvangt een aandoenlijke brief van haar vader, denkt aan vroeger en krijgt spijt.
(…) Wat had ze toen een geluk gekend! Wat een vrijheid! Wat een verwachtingen! Wat een zee van illusies! Daar was nu niets meer van over! Zij had ze verbruikt bij al wat haar was wedervaren, in alle stadia die zij achtereenvolgens had gekend als maagd, als getrouwde vrouw, als minnares: zij was ze kwijtgeraakt in de loop van haar leven, zoals een reiziger in elke herberg op zijn weg iets van zijn rijkdom achterlaat.
Maar wat had haar dan zo ongelukkig gemaakt? Welke ramp had haar bestaan zo wreed verstoord? En zij hief haar hoofd op en keek om zich heen, als om de oorzaak van haar leed te vinden.
11. Emma geeft Charles nog een kans. Hij opereert de horrelvoet van Hippolyte – een experiment dat dramatisch eindigt met de amputatie van het been. Emma verafschuwt Charles en keert terug naar Rodolphe.
(…) Het werd een heerlijke avond; zij praatten samen en maakten plannen. Zij spraken over hun toekomstig vermogen en welke verbeteringen zij in huis zouden aanbrengen; hij zag zijn aanzien al groeien, zijn welstand toenemen, terwijl zijn vrouw een en al liefde voor hem bleef; zij van haar kant was blij om iets nieuws en verkwikkends te ervaren, een gezonder, beter gevoel, om enige tederheid te bespeuren voor deze arme jongen die haar op handen droeg.
Later, als blijkt dat een amputatie onvermijdelijk is Tegenover hem zat Emma naar hem te kijken; zij leed niet met hem mee in zijn vernedering, zij voelde zichzelf vernederd: hoe had zij in haar hoofd kunnen halen dat iemand als hij ooit tot iets in staat zou zijn, terwijl zij al wel twintig maal had kunnen constateren wat voor onbenul het was!
Emma wijst Charles af en keert terug naar Rodolphe.
12. Emma overlaadt Rodolphe met extravagante geschenken en ze shockeert de dorpsbewoners door haar uitdagende gedrag – ruzie met Charles’ moeder – ze overhaalt Rodolphe om er samen met haar van door te gaan en in het geheim maakt ze zich reisvaardig waarbij zij schulden maakt bij de gewiekste Lheureux.
13. Rodolphe wordt bang en wil zich niet binden. Hij schrijft een afscheidsbrief aan Emma en gaat er alleen van door. Emma krijgt hersenkoorts.
(…) Drieënveertig dagen lang week Charles niet van haar zijde. Hij liet zijn patiënten in de steek; hij ging niet meer naar bed, voortdurend was hij bezig haar polsslag op te nemen, mosterdpleisters en koude kompressen aan te brengen (…) Wat hem het meest verontrustte was Emma’s apathie; want zij sprak niet, hoorde niets en scheen zelfs niet te lijden, – alsof haar lichaam en haar geest gezamenlijk uitrustten van alle opwinding.
14. Door de reisonkosten van Emma en de medicijnen van Homais zit Charles tot over zijn oren in de schulden. Charles tekent een schuldbrief en leent geld van Lheureux. Emma is weer de voorbeeldige huisvrouw en vindt heil in het geloof. Homais stelt voor dat Charles en Emma naar de opera in Rouen gaan waar Lucia di Lammermoor wordt opgevoerd. Naar aanleiding daarvan hebben Homais en pastoor Bournisien een hoogoplopend argument.
15. Emma ontmoet Léon tijdens de opvoering van Lucia di Lammermoor. De vonk springt weer over. De naïeve Charles stelt voor dat Emma een paar dagen langer in Rouen blijft…waarvan Léon gretig gebruik maakt.
Wordt vervolgd…