Ik ben een jong meisje van tien, met een vader en een moeder, met broers en zusters die van elkaar houden.
Een bruid van twintig ben ik en mijn hart springt op als ik denk aan de belofte die ik deed.
Vijfentwintig ben ik, en ik heb zelf kinderen die me nodig hebben om een veilig, gelukkig huis te bouwen.
Een vrouw van dertig ben ik en de kleintjes worden snel groot, verbonden door banden die zullen blijven.
Veertig ben ik. Mijn zoontjes zijn volwassen geworden en uitgevlogen. Maar mijn man is bij me om te zorgen dat ik niet treur.
Vijftig ben ik – en weer spelen er kinderen op mijn schoot.
Dan komen de donkere dagen. Mijn man is dood. Ik kijk naar de toekomst en ik huiver van angst. Want mijn kinderen hebben nu zelf een gezin. Ik denk aan de jaren van liefde die ik kende.
Nu ben ik een oude vrouw.
De tijd is wreed. Het is een grap van de tijd, ouderen er als dwazen te laten uitzien.
Mijn lichaam is vervallen, gratie en kracht zijn verdwenen.
En er zit nu een steen op de plaats waar ik ooit een hart had.
Maar… binnen in dat oude karkas woont toch nog dat jonge meisje.
Soms klopt mijn oude hart wat sneller.
Ik herinner me de vreugde en de pijn.
Ik heb weer lief. Ik leef mijn leven opnieuw.
Ik denk aan de jaren die voorbij zijn, te snel vervlogen, en ik accepteer de harde waarheid dat niets kan duren.
Doe je ogen open, zuster, en kijk.
Niet naar die kribbige oude vrouw.
Kijk eens goed, zuster.
Kijk eens naar… mij.”
Bron: www.verhalen. org
Wat een mooi, hard verhaal. Ja, soms vergeten we te kijken en zien alleen wat er is, niet wat is geweest.
Prachtig !